top of page
Search

Portret in het licht van de kunstgeschiedenis 3: Barok

  • Writer: Ine de Laak
    Ine de Laak
  • Mar 29, 2021
  • 4 min read

Updated: Apr 16, 2021

Portret en de Barok

Barok

De stijl die tussen 1600 en 1750 beeldende kunst en architectuur overheerste, wordt aangeduid met 'barok'. Kenmerkend voor de barokstijl zijn draaibewegingen, sterke licht-donkercontrasten en andere theatrale effecten om de toeschouwer in vervoering te brengen. De naam ontstond eind 18de eeuw. Critici noemden de vormentaal barroco (Portugees voor ‘grillig gevormde parel’) en bedoelden dat niet positief. De term Barok is dus een achteraf gegeven negatieve benaming. Na1750 wordt de kunst uit de voorgaande periode overdadig en onnatuurlijk gevonden. De muziek bijvoorbeeld, vindt men harmonisch verward en melodisch ingewikkeld.


De staat is in de 17e eeuw nog steeds een standenmaatschappij, waarbij koning (absolutisme) en adel de eerste stand zijn, de clerus (geestelijken) de tweede stand, burgers en boeren vormen de derde stand. Deze ordening is alleen door macht (leger) te handhaven, omdat de burgers in de steden door de opbloei van de wereldhandel in toenemende mate rijker en steeds beter opgeleid, dus mondiger worden. De groeiende welstand van de burgerij is één van de oorzaken van het tot bloei komen van een openbaar theater (toneel, opera) en concertleven in de steden, naast het al eeuwen bestaande muziekleven aan kerken en hoven.


De Barok wordt gekenmerkt door een voorkeur voor pracht en praal, monumentale bouwwerken, met rijke, vaak zeer overdadige versieringen. De kunstenaar uit de Barok geeft wel uiting aan persoonlijke gevoelens en emoties, maar doet dat op een gestileerde manier volgens regels en conventies.


De Barok kwam voort uit het maniërisme (Hoog Renaissance) in Italië en verspreidde zich snel over Europa. In de gematigde 17e-eeuwse Republiek was weinig weerklank voor de drukke stijl. De licht-donkereffecten van Rembrandt heet wel 'barok', maar het werk is minder kleurrijk en beweeglijk dan dat van ‘echte’ barokkunstenaars zoals de Vlaming Rubens. In de 17e eeuw gebruikten vorsten en kerkbestuurders barokkunst als propagandamiddel. Met name in het katholieke zuiden ontstonden spectaculaire altaarstukken. De emotie van de figuren moest het religieuze vuur aanwakkeren bij een breed publiek.


Peter Paul Rubens  Tenhemelopneming van de Goddelijke en Heilige Maagd Maria  1600
Peter Paul Rubens Tenhemelopneming van de Goddelijke en Heilige Maagd Maria 1600

Wild of fijn schilderen?

Rembrandt Harmenszoon van Rijn (1606-1669) wordt beschouwd als één van de belangrijkste Hollandse meesters en bekend om zijn clair-obscurtechniek. Hij wordt tot de Barokschilders gerekend, evenals Frans Hals en Peter Paul Rubens, waarbij de mens centraal staat. Rembrandt concentreerde al zijn figuren veelal rondom de centrale gebeurtenis. Rembrandt wist twee schildertechnieken te combineren. Door zijn vrije en trefzekere techniek kon Rembrandt zich veroorloven met de kwast een schilderij meteen ruw op te zetten. De meeste schilders maakten eerst een ondertekening in houtskool. Bovendien gebruikte Rembrandt, meer dan tijdgenoten, een dikke onderschildering. De witte onderschilderingen werden vervolgens met doorzichtige verf in een glaceertechniek overgeschilderd, waardoor rijke kleuren ontstonden. Ten slotte gebruikte Rembrandt de frottis- ofwel drogekwasttechniek: de bijna droge verf bleef niet overal zitten en geeft een willekeurige, spikkelachtige structuur.


Rembrandt van Rijn  Zelfportret met twee cirkels  1665
Rembrandt van Rijn Zelfportret met twee cirkels 1665

Barok, Rococo en Caravaggisme

Barok straalt beweeglijkheid, pracht, praal en overdaad uit. Kerken moeten hemelse heerlijkheid uitstralen. Er worden kostbare materialen gebruikt, zoals marmer en bladgoud. De vormen zijn meestal a- symmetrisch, om zo een dynamisch effect te creëren. Daarnaast is er veel licht- en donkerwerking en zijn er sterke kleurcontrasten. Bij Rococo zie je dezelfde vormen, maar speelser en nog meer overdadig. Caravaggisme is een stroming in de 17de-eeuwse schilderkunst, naar aanleiding van de revolutionaire stijl van de Italiaanse meester Caravaggio. Deze stroming doet zich voor tussen de classicistische stijl van de academies enerzijds en de overdadige geestdrift van de Barok anderzijds. De nadruk ligt op het sterke licht-donker contrast. Meestal is de lichtbron moeilijk aanwijsbaar of de lichtbron is een van de afgebeelde voorwerpen zelf.


Frans Hals op dreef

Frans Hals (1582-1666) koos ervoor om een schilderij niet glad af te werken, zoals ongeveer al zijn tijdgenoten dat nog deden, maar probeerde het leven er in te houden. Aangezien leven te herkennen is aan beweging, zorgde hij ervoor dat de kijker de indruk krijgt dat het portret in beweging is. Wie kijkt naar iemand in beweging, ziet die persoon niet helemaal scherp: je krijgt niet helemaal vat op wie of wat zich beweegt, je ziet vlekken, lijnen, stippen, grote kleurvlakken, nauwelijks details. En zo schilderde Frans Hals zijn portretten, vooral later, wanneer hij helemaal op dreef is. Hiermee bereikte Hals een oplossing voor een aloud probleem: hoe maak je een levensechte voorstelling op een plat vlak? Weliswaar is het zogenaamde trompe-l'oeil oftewel het zo extreem mogelijk gladschilderen ook een oplossing, maar de keuze van Hals is zeer bijzonder en hij was met deze aanpak zijn tijd ver vooruit. Pas in de 19e eeuw kreeg hij echt volgelingen, met name onder de zogenaamde impressionisten.

Frans Hals  De vrolijke drinker  ca 1628-1630
Frans Hals De vrolijke drinker ca 1628-1630

Kenmerken van de Barok in de schilderkunst

  • Er kwam meer dynamiek in de schilderijen.

  • Er werden ingewikkelde composities gebruikt, met name diagonaalwerken; zo werd het geheel ruimtelijker.

  • Er wordt gebruik gemaakt van fragmentatie (het schilderij bestaat uit verschillende delen).

  • Men maakte gebruik van emblemata: het uitbeelden van een zinnebeeldige voorstelling.

  • Gebruik van 'clair-obscur'; een manier van schilderen met oog voor licht en donker

  • Er ontstond genreschilderkunst: een voorstelling uit het dagelijkse leven of uit de alledaagse omgeving

  • Er werden 'vanitas stillevens' gemaakt: stillevens waarin de onderwerpen verwijzen naar de vergankelijkheid van het leven met als diepere bedoeling: het wijzen op het belang van het hogere ten aanzien van het materiële. Daarvoor werden schedels, zandlopers, uurwerken, uitgeblazen kaarsen, verzegelde documenten, muziekinstrumenten, fruit met schil, verwelkte bloemen, aangetast fruit door insecten, omgevallen glazen enz. gebruikt.

Portrettekenen


Schetsen

Schetsen is iets anders dan een mooi portret maken. Mocht een schets mooi zijn, dan is dat mooi meegenomen, maar dit is nooit het doel van een schets. Het is een soort training om naar het 'geheel' te kijken. Hierbij train je een andere manier van kijken waarbij je niet naar de losse details kijkt. Je kijkt naar het grote geheel en geeft van je onderwerp alleen de hoofdlijnen weer. Naast het trainen naar het grote geheel te kijken, is schetsen ook handig als voorbereiding op het maken van een schilderij omdat het je in staat stelt fouten te herstellen voor je dat in verf gaat doen. Veel fouten zijn te voorkomen door lijnen die je niet ziet, maar wel kunt vermoeden, gewoon door te trekken.


Persoonlijkheid en karakter

Bestudeer de persoonlijkheid en de karakteristieke kenmerken. Hoe meer je van de unieke persoonlijkheid en karakter van het gezicht in je tekening weet te vangen, hoe sneller men de persoon zal kunnen herkennen en het portret zal tot leven komen. Het gezicht is een expressief lichaamsdeel en daarom is het tekenen ervan vaak een geweldige uitdaging. Let dus goed op de uitdrukking op het gezicht, want hiermee kun je dus gevoelens en stemmingen uitbeelden. Soms kun je een portret echt tot leven brengen door de woede, de frustraties of het verdriet van een persoon over te brengen op het papier.

Frans Hals  Het lachende kind  1625
Frans Hals Het lachende kind 1625
Judith Leyster  Zelfportret  1630
Judith Leyster Zelfportret 1630

 
 
 

Comments


© 2022 Ine de Laak

bottom of page